Aanslag bij de Woeste Hoeve
Woeste Hoeve 6 maart 1945 t/m 7 maart 1945 In de nacht van 6 op 7 maart 1945 vond een onbedoelde aanslag plaats op Hanns Albin Rauter bij de Woeste Hoeve. Leden van de Apeldoornse Binnenlandse Strijdkrachten probeerden onder leiding van Geert Gosens, die bekend stond als enigszins ongeleid en wild, een Duitse vrachtwagen te vorderen. Deze vrachtwagen was nodig voor het buitmaken van drieduizend kilo vlees ten behoeve van de bevolking. ’s Nachts werd de BMW-cabriolet aangezien voor een felbegeerde vrachtwagen. Van de drie inzittenden overleefde alleen Rauter de aanslag nipt. Toen de verzetsgroep gekleed in Waffen-SS uniform de chauffeur liet stoppen schrok men. Het bleek geen vrachtwagen te zijn. De Duitse auto werd doorzeefd met kogels uit hun stenguns. Door een haperende zaklamp ontdekten de mannen niet dat het om de hooggeplaatste Rauter ging, die bovendien nog leefde. Het duurde uren voordat de aanslag en Rauter ontdekt werden. Ondertussen hij had veel bloed verloren en was ernstig onderkoeld. Na overleg met Rauter in het ziekenhuis besloten Karel Eberhard Schöngarth en Arthur Seyss-Inquart tot zware represailles. In de daaropvolgende dagen werden op verschillende locaties in Nederland zogenaamde Todeskandidaten geëxecuteerd. Het precieze aantal is onbekend, Loe de Jong spreekt over 263 slachtoffers. Deze Todeskandidaten hadden de doodstraf gekregen, het waren vooral politieke gevangenen en verzetsleden. De grootste fusillade vond plaats op de plek van de aanslag. Op 8 maart 1944 werden gevangenen uit naburige gevangenissen verzameld in Apeldoorn. Die middag werden deze 117 mensen bij de Woeste Hoeve in groepjes van ongeveer twintig man gefusilleerd. Jan Thijssen, een van de leiders van de Raad van Verzet, deed nog een vluchtpoging, maar werd op de vlucht neergeschoten. Vervolgens werden alle lichamen langs de weg neergelegd. Passerende fietsers werden gedwongen om af te stappen en langs de lichamen te lopen. In de loop van de middag werden de lichamen weggehaald en begraven.